Salo Muller deelde zijn oorlogsherinneringen met de schooljeugd van Eemnes.
Salo Muller deelde zijn oorlogsherinneringen met de schooljeugd van Eemnes. Foto: © Bob Awick

Holocaust-overlevende Salo Muller: 'Dan lag ik de hele nacht tussen de ratten en muizen'

Algemeen

EEMNES - "Ik lijk Sinterklaas wel", grapt Salo Muller tegen de kinderen uit groep 7 van de Eemnesser basisscholen. "Of een voorleeskampioen", zegt Marga Hilhorst, voorzitter van de Vereniging Vrijheidsmonument Eemnes. De 84-jarige overlevende van de Holocaust is uitgenodigd om de jeugd zijn oorlogsverhaal te vertellen. Muller neemt daarvoor plaats in een forse fauteuil. Het wordt muisstil in de Dijkzaal van het Huis van Eemnes als hij zijn herinneringen deelt.

Het 'schrikkelkind' uit 1936 begint zijn verhaal in 1942 als er op zijn jasje een gele ster - een Jodenster - wordt genaaid. "Ik vond het wel stoer. Maar de gele sterren, die we overigens zelf moesten kopen, moesten zichtbaar zijn op élk kledingstuk. Zelfs op de zwemkleding. Later kwam er ook nog een 'J' te staan in ons persoonsbewijs, zodat we altijd herkend werden." Er worden in die verschrikkelijke oorlogsjaren door de Duitsers nog meer restricties opgelegd. "De Joden mochten niet meer met de tram reizen, moesten de radio inleveren en Artis was ook verboden." Kwetsend en vervelend, noemt Muller het.

Klopjacht

'Tot vanavond en lief zijn hoor', zegt zijn moeder als ze hem op een dag in 1942 bij de kleuterschool afzet. Zelf reist ze door naar haar werk bij de firma De Vries van Buuren & Co, een textielbedrijf in de Jodenbreestraat. "Mijn vader werkte daar ook." Die ochtend worden ze beiden - tijdens een razzia - opgepakt door de Duitsers. "Ze werden met vele anderen naar de Hollandse Schouwburg gedreven", vertelt de Amsterdammer. "Ondertussen werd ik van school gehaald en naar mijn tante - de zus van mijn moeder - gebracht." Diezelfde avond vindt ook daar een klopjacht door de Duitsers plaats. "Twee soldaten met geweren en een politieagent stormden de trap op. Ze gingen alle huizen langs en alle Joden werden naar buiten gedreven. Omdat mijn nichtje roodvonk had hoefden mijn oom, tante en nichtje niet mee. Op de buitendeur werd een brief geplakt dat er een besmettelijke kinderziekte in dit huis was en dat ze over twee weken zouden terugkomen."

Vermoord

Salo verstopt zich, maar wordt op het allerlaatste moment toch door de agent ontdekt. "Ik werd in de overvalwagen gegooid en naar de schouwburg gebracht. Daar aangekomen zag ik mijn vader en moeder op het toneel staan. Ik liep naar hen toe en wilde het toneel opklimmen, maar ik werd vastgegrepen door een verpleegster en een agent die mij naar de andere kant van het gebouw - naar de kindercrèche - brachten. Daar heb ik vier dagen in een bedje gezeten." Het was de laatste keer dat Muller zijn ouders heeft gezien. Pas na de oorlog hoort hij dat zijn ouders vanuit de schouwburg naar kamp Westerbork zijn gebracht en daar negen weken lang in 'barak 65' hebben gezeten voordat ze met de trein naar Auschwitz zijn getransporteerd. "Daar zijn mijn moeder op 10 februari 1943 en mijn vader op 30 april 1943 door de Duitsers vermoord."

Onderduiken

Muller overleeft de oorlog wel, maar niet zonder slag of stoot. Vanuit de schouwburgcrèche kan zijn oom hem weg smokkelen. "De directeur van de naastgelegen kweekschool, de heer Verhulst die in 2019 op 103-jarige leeftijd is overleden, heeft honderden kinderen helpen ontsnappen." Eenmaal thuis bij zijn tante wordt snel een tas ingepakt, want de kleine Salo moet onderduiken. "Ik heb uiteindelijk op acht adressen gezeten. Mijn houten konijntje heb ik de hele oorlog bij me gehouden. Twee jaar geleden heb ik het geschonken aan het Junior Verzetsmuseum." Gedurende de oorlogsjaren moet Salo regelmatig verkassen. Hij leeft soms in erbarmelijke omstandigheden; warmte, liefde, een knuffel of het vieren van een verjaardag is er niet bij. Het verraad door anderen, die daar vaak (financieel) beter van kunnen worden, ligt altijd op de loer. Het Amsterdamse jochie heeft het niet makkelijk. "Soms kreeg ik een ongelooflijk pak slag zonder dat ik stout was geweest." Ook was hij getuige van een moord, omdat iemand 'het Jodenjongetje' wel zou verraden. In de oorlog ziet hij op één van de onderduikadressen in Westzaan zijn tante en nichtje terug, maar die hereniging is van korte duur.

Japje Mulder

Via Koog aan de Zaan komt hij terecht op een grote boerderij in Friesland. "Ik kon de mensen niet verstaan en het was er heel primitief." Hij krijgt daar ook een andere naam: Japje Mulder. Hij heeft het er moeilijk. Zeker als de Duitsers, die hun kamp in de buurt hebben opgeslagen, de boer om vertier vragen, omdat ze zich vervelen. Terwijl de Duitse soldaten zich wekelijks op vrijdagmiddag vermaken met meisjes wordt 'kleine Japje' in een gat onder de vloer gegooid. "Dan lag ik daar de hele nacht tussen de ratten en muizen. De volgende dag had ik overal bloed van de beten. Ik vond het verschrikkelijk." Het wordt voor Japje te gevaarlijk op de boerderij. "In het laatste jaar van de oorlog kwam ik - 10 jaar oud - bij omke en bepke. Zij leken wel een opa en oma voor mij. Ik werd goed verzorgd, kreeg klompen, een petje, een jasje en mocht naar school in Drachten. Ik sprak goed Fries en leerde lezen, schrijven en rekenen."

Droom in duigen

Na de oorlog wordt hij uit dit liefdevolle huis door zijn tante opgehaald en gaat hij wonen bij haar, zijn oom en nichtje in Amsterdam-Zuid. "Het leek wel een hotel. Er was genoeg te eten - spek, aardappelen, jus - en er kon elke dag gedoucht worden." Zijn tante en oom worden uiteindelijk zijn nieuwe ouders en zijn nichtje wordt zijn zusje. Zo heeft Salo toch weer een familie. Qua gezondheid heeft de oorlog bij de jongen zijn tol geëist. Hij moet zelfs een aantal maanden naar Davos in Zwitserland om aan te sterken. Als tiener komt hij terecht op het Amsterdams Lyceum. Tot de vierde klas gaat het goed. Daarna is hij - voorlopig - klaar met leren. Hierdoor valt zijn droom om dokter te worden in duigen.

Voetballegendes

Muller werkt bij een houthandel als hij een advertentie voor een opleiding tot heilgymnastmasseur onder ogen krijgt. Hij ontdekt hij dat hier zijn passie ligt. Uiteindelijk runt hij vijftig jaar lang zijn eigen fysiopraktijk. Via zijn leraar komt hij als fysiotherapeut bij AFC Ajax terecht. Op 'zijn bank' liggen voetballegendes als Rinus Michels, Johan Cruyff, Daniël Muller en Sjaak Swart. In die periode ontmoet hij toevalligerwijs in Amsterdam het Canadese meisje Conny. "Haar ouders zijn vermoord in Sobibór." Ze vinden het geluk en het weesmeisje en -jongetje trouwen met elkaar. Ze krijgen een zoon en een dochter en hebben inmiddels vijf kleinkinderen. Bepke en omke hebben postuum de Yad Vashem-onderscheiding gekregen. Het is de hoogste Israëlische onderscheiding voor niet-Joden die tijdens de tweede wereldoorlog met gevaar voor eigen leven anderen hebben geholpen.

Hekel aan Duitsers?

Om de oorlog, al het leed en alle ontberingen een plek te kunnen geven, is Muller veel gaan schrijven. Zo ook het boek Tot vanavond en lief zijn hoor, een aangrijpend verhaal over de Jodenvervolging, de dood van zijn ouders en zijn onderduikervaringen. Ook spreekt de Amsterdammer veel op scholen, en leest hij nog altijd veel over de oorlog. Heeft hij een hekel aan Duitsers? "Nee, ik heb zeker geen hekel aan ze, maar ik koop geen Duitse auto, en het is niet mijn favoriete land."

De lezing was tevens het startsein voor de gedichtenwedstrijd voor de Eemnesser basisschoolkinderen, die in het teken staat van '75 jaar vrijheid'.

Muller samen met Piet Keizer.
Salo vlak na de oorlog.
Johan Cruyff lag bij Muller op de bank.

Uit de krant