Afbeelding
Bol-an

Hotelpaviljoen Larenberg.

Algemeen

Dat moet toch een bijzonder gezicht geweest zijn: Ferdinand Hart Nibbrig (1866-1915) (vanaf 1884 kon hij zich zo noemen, want op die datum keurde Willem III de aanvraag van de familie Nibbrig goed om er Hart aan toe te voegen. Ferdinands moeder had in 1880 drie van haar kinderloze broers verloren) die vanuit zijn lichte atelier in de door de kunstschilder in 1894 gebouwde riante Villa Olmenhove aan de Naarderstraat (nr. 63) in de verte - schuin achter de akker waar afgelopen hartje zomer de Sint Jansrogge met aan de rand Cosmea en Berenklauw geil groeide, uitzicht had - eind Paviljoensweg- op een 45 meter hoge uitkijktoren, gebouwd als een Chinese pagode. Buiten de 100 ansichtkaarten die er van dit ‘Hotelpaviljoen Larenberg’ zijn, heeft eigenlijk alleen de matig schilderende H. Kranenburg ‘de scheve toren van Laren’ (hij schilderde veel ansichtkaarten na) op doek vastgelegd. De toeristische attractie heeft een opmerkelijke geschiedenis, meldt Het Nieuws van de Dag uitvoerig in 1934. ‘De Amsterdamse houtkoper Desmonds zat in 1878 met een partij Amerikaans grenenhout in zijn maag. Hij besloot er naar een ontwerp van A.C.Boerma een toren van te bouwen op de helling van het Laarderhoogt. Als fundament werden stenen van de net gesloopte Hooge Sluis in Amsterdam gebruikt. Het benedenstuk werd café-restaurant. Een houten waranda waarin winkeltjes met sigaren en Boldoot verbond het hotel met een dependance: ‘Klein Larenberg’. Bouwkosten 112.000 gulden.’ In 1883 werd het kuuroord geopend, maar de toeristen uit Amsterdam kwamen niet in groten getale opdagen, zodat Desmonds door grote verliezen de boel na anderhalf jaar moest verkopen aan de heer Portielje uit Utrecht, die het enkele jaren daarna weer doorverkocht aan Gosse de Koe. Negen jaar na opening bracht hij het in openbare veiling. Een jaar later werd Jan Hamdorff de trotse bezitter. Klein Larenberg werd verkocht aan Elias Stark, kunstschilder en uitvinder van de tube tandpasta (‘Wat met olieverf kon, kon ook met tandpasta’) die het als villa inrichtte. De passage werd afgebroken. Het paviljoen werd alleen geëxploiteerd. Dat de toren inmiddels al scheef stond, hinderde het fraaie uitzicht over het Gooi niet. Toen Jan 10 jaar later ‘De artistieke speer van Laren’ verkocht aan Jan Dallayoux was het tot in de twintiger jaren nog steeds een bloeiende zaak. ‘Dicht in de buurt van Crailo waren er tuinfeesten met militaire muziek. De families Loeber en Landré hielden er fancyfairs (de gazons waren afgezet met vetpotjes) en van de trans, de bovenrand van de toren werd vuurwerk afgestoken. De zondag na de Larense kermis kwamen er wel 600 boeren.’ Ook kunstenaars frequenteerden regelmatig het luxe paviljoen dat zo nu en dan dreunde van het hossen en springen. De belangstelling nam af door de omlegging van de Rijksweg. Automobilisten lieten Laren links liggen. Makelaars kochten de percelen en bestemden het voor villabouw. 

Mid jaren dertig werd het ooit drukbezochte paviljoen gesloopt, waarbij in 1935 nog een arbeider onder een van de brokstukken om het leven kwam. 

Bol an mensen, ‘Wat je niet ziet, bestaat niet’ gaat in het geval van ‘de Larense toren van Pisa’ niet op. Wat een verhaal! Goed weekend.

Bron: A. de Valk lSBN: 90-804626-3-2

Leo Janssen
www.bol-an.nl

Uit de krant