Jan Rudolph de Lorm, Museumdirecteur van Singer Laren in het depot bij de compositie 1918 van Bart van der Leck.
Jan Rudolph de Lorm, Museumdirecteur van Singer Laren in het depot bij de compositie 1918 van Bart van der Leck. Foto: Koosje de Beer

William en Anna Singer
gaven weinig om De Stijl

Veel musea in het land haken dit jaar aan op 100 jaar De Stijl. Dit najaar organiseert Singer Laren een expositie over de invloed van de kunstbeweging op het grafisch ontwerp. Verder is het in Laren en Blaricum relatief stil. Bijzonder, want in deze dorpen hebben Piet Mondriaan en Bart van der Leck, vanaf het begin betrokken bij De Stijl, gewoond en geleefd. In een drieluik blikt deze krant terug op het Gooise kunstenaarsleven tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Laren "Een vroege Mondriaan-verzameling bevond zich in de tijd van de Singers vlakbij villa De Wilde Zwanen en ook dé Van Gogh collectie was destijds jarenlang in Laren", zegt Jan Rudolph De Lorm, museumdirecteur van Singer spijtig.

"Willem en Anna Singer hebben ze waarschijnlijk niet bekeken en in ieder geval nooit een werk van een van de twee kunstenaars gekocht." Hun werk is nu onbetaalbaar, maar De Lorm geeft de moed niet op. "Hoe weet ik niet, maar ik houd hoop dat in Laren een Mondriaan hangt wanneer ik vertrek."

De Singers wonen tijdens de Eerste Wereldoorlog niet in Laren. Piet Mondriaan die van juli 1914 tot juni 1919 in Laren verbleef, hebben ze dan ook nooit in het Brinkdorp kunnen ontmoeten. Voor Bart van der Leck ligt dat anders. "Deze schilder, aan wie Theo van Doesburg in 1917 ook vroeg om voor De Stijl te schrijven, is tot zijn overlijden in 1958 in Blaricum gebleven", vertelt De Lorm. "Het kan niet anders of de Singers moeten van hem gehoord hebben, maar hij kwam er bij hen niet in."

De reden hiervoor is voor de hand liggend, volgens de museumdirecteur. Het grote voorbeeld voor William Singer, die behalve kunstverzamelaar ook zelf schilder was, was Anton Mauve. Mauve verhuist in 1885 naar Laren en schildert in een herkenbare impressionistische stijl de schapen op de hei en Laarders aan het werk bij hun huis of op het land. "Amerikaanse verzamelaars zijn dol op zijn werk en ook voor de schilder en Amerikaan William Singer is hij een aansprekend voorbeeld", weet De Lorm.

Wilde Zwanen

Lopend langs de rekken, van plafond tot vloer volgehangen met schilderijen, in het depot van het Singer Museum, wijst hij naar een groot schilderij. Op het doek is een stukje van de gevel van De Wilde Zwanen te herkennen, de villa die de Singers in 1911 in Laren laten bouwen. "Anna en William Singer noemen hun villa De Wilde Zwanen omdat zij, net als de trekvogels, reizigers zijn die 's zomers naar Noorwegen in het noorden trekken en 's winters naar Laren in het zuiden."

In de villa, nu onderdeel van Singer Laren, leidde het echtpaar een rijk sociaal leven. "Ze gaven dinertjes, ontvingen kunstenaars en kochten hun werk" schetst de directeur de geschiedenis van zijn museumcollectie. "Zo weten we dat de Singers goed bevriend waren met Evert Pieters, de schilder van dit doek. Ook Willy Sluiter, Hein Kever en Arina Hugenholtz kwamen vaak bij hun over de vloer. Alleen het gegeven dat er een jonge generatie kunstschilders opstaat die zoekt naar een nieuwe beelding, gaat langs hen heen. Anna en William Singer zijn er in ieder geval niet in geïnteresseerd."

De Lorm werpt nog een blik op het schilderij van Pieters. "Het kan verkeren", zegt hij. "Voor ons museum is dit fraaie werk natuurlijk interessant vanwege die gevel en we zijn er daarom heel blij mee. Bij de prijs moet je echter denken in duizenden euro's. Een Mondriaan kost tegenwoordig vele miljoenen."

Drie kunstcollecties

Tijdens de Eerste Wereldoorlog en in de periode daarna moeten de dorpen een eldorado voor kunstliefhebbers zijn geweest. Sal Slijper, de meest actieve verzamelaar en promotor van het werk van Mondriaan, koopt in 1916 een boerderij in Blaricum. Het dorp waar hij tot zijn dood in de jaren dertig zou blijven wonen. Mondriaan wilde eerst zijn werk niet aan Slijper verkopen, omdat hij dacht dat de zakenman hem hiermee financieel wilde helpen. Toen bleek dat Slijper echt geïnteresseerd was, verandert de schilder van gedachte en ontstaat er een hechte vriendschap tussen de twee.

Drie jaar later komt Johanna Bonger de weduwe van Theo van Gogh, broer van Vincent, met het werk van de kunstenaar naar Laren. Ook de kunstcollectie van Pierre Alexandre Regnault, een verffabrikant en eigenaar van fabrieken in Nederlands-Oost Indië, met werken van Braque, Picasso en Chagall was in die tijd twee middagen per week bij de verzamelaar thuis aan de Naarderstraat in Laren te zien.

Nieuwe wereld

"Ik zeg altijd dat Vincent van Gogh zijn tijd twintig jaar vooruit was. Voor mij hoort hij dan ook bij die nieuwe wereld van kunstenaars die breken met het verleden", verklaart De Lorm. "De modernistische werken die in Laren en Blaricum ontstaan, behoren tot de beste die in Nederland zijn gemaakt. Voor mij als museumdirecteur blijft het een hard gelag dat de Singers niets van Van Gogh, Mondriaan, Bart van der Leck of andere modernisten hebben aangekocht."
Ook het Singer Museum zelf richt zich lange tijd op het Hollands impressionisme en de Larense traditionele schilderkunst, waar de Singers zo van hielden. Tot ongeveer 25 jaar geleden. "Mijn voorgangers hebben in de jaren negentig de bakens verzet", memoreert De Lorm. "Zij zijn in die tijd begonnen met het aankopen van het werk van moderne kunstenaars die een relatie hebben met dit dorp. Denk aan Jan Sluijters en Leo Gestel, maar ook aan Chris Beekman en Lou Loeber die allebei zijn geïnspireerd door De Stijl ."

Compositie 1918

"Ik hoop dat het schilderij in huis is", zegt de museumdirecteur terwijl hij rek voor rek uitschuift. "Ja! Hier hangt het: Compositie 1918 van Bart van der Leck. Het is het belangrijkste werk van deze kunstenaar in onze collectie." Mondriaan kende Van der Leck al in 1915. Toen de laatste een jaar later naar Laren verhuisde, hadden ze geregeld contact met elkaar. Soms kwam Theo van Doesburg langs, initiatiefnemer van het tijdschrift De Stijl met wie Mondriaan ook een intensieve briefwisseling onderhield.
Bewonderend kijkt De Lorm naar het schilderij met vlakjes op een witte achtergrond. "Bart van der Leck heeft veel invloed op Mondriaan gehad", legt hij uit. "Hij komt net als Mondriaan uit een figuratieve traditie, maar laat de werkelijkheid steeds meer los. Mondriaan besluit na zijn contact met Van der Leck enkele van zijn schilderijen over te schilderen. Zo is op Mondriaans Compositie in kleur A uit 1917 de witte achtergrond egaal en doorlopend. Ook lopen de kleuren niet meer in elkaar over, maar schildert hij ze in vlakken."

Breuk

Na de Compositie 1918 zal Van der Leck geen volledig abstracte schilderijen meer schilderen. "Ik denk omdat zijn belangrijkste koopster, de bekende verzamelaarster, Helene Kröller-Müller het niet mooi vindt", is de verklaring van De Lorm voor dit besluit. Ook bekoelt de vriendschap met Mondriaan en Van Doesburg in deze periode. Deze laatste twee zagen in het werk van Van der Leck door de witte achtergrond nog te veel dieptewerking. In hun eigen werken met vlakken binnen zwarte lijnen is elk gevoel van diepte verdwenen. In 1918 schrijft Mondriaan aan Van Doesburg. "Ik spreek tegenwoordig niet meer met v.d. Leck over 't werk: we gaan elk ons gang, dat is maar 't beste." Twee jaar later laat hij aan hem weten dat hij Van der Leck niet meer als Stijl-kunstenaar meerekent.

Extreem en compromisloos

Op de vraag wiens werk hem meer aanspreekt dat van Van der Leck of Mondriaan antwoordt De Lorm dat hij niet wil kiezen.

"Het is geen wedstrijd", zegt hij streng. "Mondriaan is extreem en compromisloos in zijn zoektocht naar het ultieme. Hij is onvergelijkbaar en is in zijn vernieuwing heel ver gegaan. Zij werk is niet te relateren aan iets dat daarvoor is gemaakt. Van der Leck vind ik zachter en toegankelijker. In Mondriaan waardeer ik het lyrische. Zo heeft hij de molen van Blaricum in het rood met heel veel gevoel en delicaat geschilderd."

Later in het gesprek komt hij op het onderwerp terug: "Toch denk ik dat Van der Leck zeker evenveel voor 't Gooi en jonge kunstenaars heeft betekend. Ook omdat hij veel contact had met andere modernisten, onder wie Chris Beekman. We hebben vorig jaar een vroege Van der Leck als museum aangekocht. Als je dat schilderij vergelijkt met het werk van Beekman van vijf jaar later is dat van de laatste bijna copy and paste."

Affiches

Veel plaatsen in Nederland haken op een of andere manier aan op 100 jaar De Stijl. In het Singer Museum is het tot nu toe opmerkelijk rustig gebleven. "De werken die er toe doen hangen in het Kröller Müller museum of het Gemeentemuseum in Den Haag", beargumenteert De Lorm deze keuze.

"Maar we hebben in het najaar wel een expositie over de invloed die De Stijl op het grafisch ontwerp in samenwerking met het Affichemuseum. Martijn Le Coultre heeft een aantal affiches in bruikleen toegezegd en ook zijn we er trots op dat we de zelden getoonde Kaartspelers van Vilmos Huszár dan kunnen laten zien."

Het museumdepot van Singer Laren.