Martijn Le Coultre voor het atelier waarin Mondriaan van 1916 tot 1918 heeft gewerkt.
Martijn Le Coultre voor het atelier waarin Mondriaan van 1916 tot 1918 heeft gewerkt. Foto: Koosje de Beer

Mondriaans
atelier is niet De Stijl, maar stijl Hans en Grietje

Veel musea in het land haken dit jaar aan op 100 jaar De Stijl. Dit najaar organiseert Singer Laren een expositie over de invloed van de kunstbeweging op het grafisch ontwerp. Verder is het in Laren en Blaricum relatief stil. Bijzonder, want in deze dorpen hebben Piet Mondriaan en Bart van der Leck, vanaf het begin betrokken bij De Stijl, gewoond en geleefd. In een drieluik blikt deze krant terug op het Gooise kunstenaarsleven in de Eerste Wereldoorlog.

Laren "Soms is een bankencrisis ergens goed voor", zegt Martijn Le Coultre, behalve notaris in Laren, ook schrijver van het boek 'De hut van Mondriaan'. "Daardoor was er tijd om onderzoek te doen naar de ateliers die de Dooyewaard Stichting had aangekocht." Duikend in de archieven kwam aan het licht dat Mondriaan in een van de huisjes heeft gewerkt. Het is vooral het contrast dat dit atelier volgens Le Coultre bijzonder maakt. "In een hutje in Hans-en-Grietje-stijl prikte Mondriaan met punaises kleurvlakken aan de wand om zijn eigen wereld te creëren."

"De vernieuwing, het volledig loslaten van het Biedermeiergevoel en andere tierlantijnen", is het antwoord van de Larense notaris op de vraag wat hem aanspreekt in Mondriaans werk. "Piet Mondriaan is de meest toonaangevende kunstenaar van een generatie die volstrekt nieuwe paden insloeg. Waar Theo van Doesburg, ook oprichter van De Stijl, op een gegeven moment verstart en vasthoudt aan oude ideeën, blijft Mondriaan vernieuwen. Dat deze kunstenaar hier in het Gooi heeft gewoond en gewerkt, blijf ik een intrigerende gedachte vinden."

Le Coultre raakt als basisschoolleerling vertrouwd met de nieuwe kunstvormen die een definitieve breuk met het verleden zouden vormen. "Voordat mijn moeder burgemeester werd van Blaricum, was zij loco-burgemeester in Wassenaar", memoreert hij. "Als zij bij iemand een lintje mocht opspelden, ging ik als twaalfjarige mee. Zo ben ik thuis geweest bij Piet Zwart, bekend van de Bruynzeelkeukens, meubelontwerper Willem Hendrik Gispen en kunstenaar Paul Citroen. Die ontmoetingen maakten in die tijd veel indruk. Ik groeide eigenlijk op met de nieuwe kunst."

Fietsend op weg naar het atelier van Mondriaan komen we in Blaricum langs het huis van Onno Schöne aan de Schapendrift. "Schöne was de schoonzoon van Bart van der Leck die ook een grote rol binnen De Stijl heeft gespeeld", zegt de notaris terwijl hij afstapt. "Hij was ook een kennis van mijn moeder en daarom ben ik verschillende keren hier binnen geweest. De architect van dit huis, Piet Elling, en Van der Leck waren goed bevriend. Samen hebben zij deze villa in de jaren vijftig ontworpen. Ik herinner me dat ik het elke keer een belevenis vond om op bezoek te gaan in dit witte huis met rode, gele en blauwe kleurvakken."

Gered

Schuin tegenover de villa staan de drie ateliers die in 2015 door de Dooyewaard Stichting in oorspronkelijke staat zijn hersteld. Het huisje dat later het atelier van Mondriaan bleek te zijn, was oorspronkelijk onderdeel van de Kolonie van Otto van Rees. Deze professor begon in Blaricum een leefgemeenschap op christen-anarchistische grondslag. Een experiment dat in 1903 mislukt, maar in een uitdrukking is blijven voortbestaan, weet Le Coultre. "De huisjes heetten in de Kolonietijd al 'hutjes'. Als we het nu nog hebben over 'een hutje op de hei' gaat het over onze Gooise heide", zo legt hij bereidwillig uit. Naast het hutje staan het voormalige buitenatelier van de schilder Ferdinand Hart Nibbrig, gebouwd in Laren in 1902, en een ander hutje 'la petite Espinette'.

Volgens de Mondriaankenner is het geen toeval dat de schilder Theo Lohmann juist deze drie pandjes in de jaren 1920 heeft gered van de slopershamer. "In 1924 was de herinnering aan Hart Nibbrig nog springlevend. En wat het atelier van Mondriaan betreft, kan het niet anders dan dat Bart van der Leck, bijna de buurman van de Lohmanns, hen heeft verteld dat het huisje van historische betekenis is." Ook Onno Schöne was hiermee waarschijnlijk bekend, want hij drukt Vera, de dochter van Theo Lohmann, op het hart om de ateliers niet te slopen. Vera houdt woord en neemt in 2008 contact op met de Dooyewaard Stichting, opgericht om het Blaricumse kunstenaarserfgoed te beschermen.

Hart Nibbrig

De drie huisjes staan nu verspreid in het groene gras. Martijn Le Coultre geeft met een gebaar aan hoe de situatie, nu bijna tien jaar geleden, was. "De huisjes waren ingebouwd in een carré met nieuwbouw uit 1949", zo legt hij uit. "Om ze weer als atelier te kunnen gebruiken, hebben we dat nieuwere gedeelte gesloopt. Ook waren La petite Espinette en Mondriaans atelier aan elkaar vast geklonken. Gelukkig konden we ze zonder schade weer los van elkaar maken." De kunstenaar die het atelier van Hart Nibbrig van de Dooyewaard Stichting in bruikleen heeft, is thuis en laat zijn atelierwoning zien. Door de ruiten van de hoge glazen gevel van dit gebouw, dat in tegenstelling tot de twee andere huisjes is ontworpen om in te schilderen, valt het licht gelijkmatig naar binnen. "Dit is tot nu toe het beste atelier, waarin ik heb gewerkt", stelt hij tevreden vast. "Het licht is altijd goed."

Koloniehutje

Hoe anders is het interieur van het voormalige Koloniehutje waar Mondriaan twee jaar, van 1916 tot 1918, zijn onderkomen heeft gehad. Binnen in het donkere huisje met raampjes met roedeverdeling dringt de vergelijking met het Knibbel-knabbel-huisje van Hans en Grietje zich op.

Erg tevreden over zijn atelier was Mondriaan dan ook niet, verklaart Le Coultre. "In een brief uit 1917 aan de Larense kunsthandelaar Bremmer schrijft de schilder dat zijn schilderijen niet goed drogen, omdat hij zijn atelier niet warm kan stoken. Aan Theo van Doesburg schrijft hij in dezelfde maand dat hij te weinig ruimte heeft en geen goed licht." Vanuit het oude hutje loopt een trap naar beneden naar de nieuwgebouwde kelder met bovenlicht, die veel groter is. Met grote stappen benadrukt de schrijver van het boek over Mondriaans atelier de ruime afmetingen. "Dit is nu het atelier, waarin kunstenaars met een Dooyewaard-stipendium kunnen werken. Niet te vergelijken natuurlijk met de condities waaronder Mondriaan schilderde. Achteraf bezien is het contrast heel interessant dat Mondriaan in zo'n knus huisje de ommezwaai naar de strakke lijnen van De Stijl heeft gemaakt."

Ateliers

Mondriaan heeft meerdere ateliers in Laren en Blaricum gehad die zijn gesloopt of verbouwd. Van zijn goede vriend Otto van Rees mag hij in 1915 het huisje Van Rees gebruiken aan de Noolseweg.

Het huisje is eigenlijk bedoeld voor de leraren van de HUM, de humanitaire school, nu de Larense Montessorischool. Waarschijnlijk getipt door zijn broer solliciteert Louis Mondriaan op de baan als onderwijzer en wordt aangenomen. Ideaal voor Piet, want hij kan het huisje als atelier blijven gebruiken als Louis er komt wonen. Een jaar later verruilt Mondriaan dit atelier toch voor een grotere werkplaats in den Basseld aan de Melkweg in Blaricum. Het huis staat er nog steeds, maar is grondig verbouwd en een verdieping verhoogd. "Van de werkplaats van Mondriaan is niets meer over", volgens de Larense notaris.

Zelfportret

"Eigenlijk is het louter toeval dat dit atelier, bekend als huisje De Vries, bewaard is gebleven", zegt Le Coultre. "Toen we het perceel van de Lohmanns kochten, wisten we niet dat het ging om de hut van Mondriaan. Het is te danken aan de bankencrisis dat we hierachter zijn gekomen. We moesten pas op de plaats maken met het renovatieproject, toen onze bank werd genationaliseerd. Tijd die we hebben gebruikt om onderzoek te doen en een zelfportret van Mondriaan uit 1918 beter hebben kunnen bekijken."

Hij wijst naar de replica van dit schilderij in de hoek van het oorspronkelijke ateliertje. De overeenkomst van de lambrisering op het schilderij en de houten wand van het huisje is opvallend. "Zie je dat Mondriaan boven de lambrisering achter zijn hoofd op een lichtere achtergrond vlakjes heeft geschilderd?", vervolgt hij enthousiast. "Dankzij dit zelfportret weten we dat Mondriaan de wanden van dit hutje heeft gedecoreerd. Net als hij in zijn latere ateliers in Parijs, Londen en New York zal doen. Het zijn vlakjes die terugkomen in zijn schilderijen uit die tijd."

Honderd jaar De Stijl

Verschillende musea en steden in het land haken aan op honderd jaar De Stijl. Prima initiatieven, maar het scharnierpunt van De Stijl ligt in Laren en Blaricum, zegt Le Coultre beslist. "Bart van der Leck en Mondriaan woonden hier. Theo van Doesburg kwam uit Leiden op bezoek bij hen en niet andersom."

Ook zou Mondriaan zonder zijn tijd in Laren en Blaricum niet de kunstenaar zijn geworden zoals we die nu kennen, is Le Coultres stellige overtuiging. "Buiten de landsgrenzen nog geen honderd kilometer verderop woedden de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. De Gooiers konden de echo van het bombardement van Antwerpen over de hei vaag horen", brengt hij in herinnering. "Mensen en ook de kunstenaars waren tot elkaar veroordeeld. Ik denk dat dit er zeker aan heeft bijgedragen dat De Stijl zich heeft kunnen ontwikkelen tot een van de meest vernieuwende kunstvormen tot nu toe."

Zelfportret Piet Mondriaan 1918