Mark Outjers in atelier Hart Nibbrig.
Mark Outjers in atelier Hart Nibbrig. Foto's: Bob Awick

Mark Outjers: 'Ik werk in het mooiste atelier van Nederland'

Het Landelijke Atelierweekend is dé kans om kunstenaars aan het werk te zien in hun atelier. Vijf kunstenaars, werkzaam in de historische Blaricumse ateliers van de Dooyewaard Stichting, openden dit weekend hun deuren voor tientallen geïnteresseerden. De kunstenaars zijn zeer te spreken over hun woon- en werkplek in het Gooi. "Ik wist van tevoren dat het tijdelijk zou zijn, maar het liefst woon ik hier nog jaren", aldus een van hen.

Blaricum Donkere wolken pakken zich samen en het regent als Mark Outjers zijn werk laat zien. "Het licht is nu niet goed", zegt de schilder, die al ruim een jaar woont en werkt in het atelier dat ooit van zijn modernistische voorganger Hart Nibbrig is geweest. "Maar als het weer een beetje mee zit, werk ik in het mooiste atelier van Nederland." Van de andere vier schilders die kortere of langere tijd in de ateliers van de Dooyewaard Stichting hebben gewerkt, verhuizen er twee. Ook zij kijken tijdens de open dagen van het Landelijke Atelierweekend terug op een vruchtbare periode in 't Gooi. "Ik werkte om en om twee weken in Berlijn en Blaricum", vertelt Tegene Kunbi. "Hier vond ik de rust en inspiratie die ik nodig had."

Voor de eerste keer doen de schilders in de vijf ateliers die de Dooyewaard Stichting in Blaricum beheert, mee aan het Landelijk Atelierweekend. Tijdens dit eerste weekend van de Nationale Kunstweek stellen beroepskunstenaars hun atelier open voor geïnteresseerden. Het is dé kans voor bezoekers om kunstenaars aan het werk te zien in hun atelier en voor de kunstenaars om hun werk te tonen. Voor Ronald Zuurmond, die al twee jaar werkt in het atelier onder het koloniehuisje dat Piet Mondriaan ooit als atelier gebruikte, is de open dag zijn laatste optreden in Blaricum. "Ik combineer de open dag met een inventarisatie van wat ik moet verhuizen", zegt hij. "Aan één busje heb ik wel genoeg." Hij heeft met plezier gewerkt in Blaricum, maar heeft hier nooit gewoond. "Mijn andere atelier staat in Tilburg en ik ben ook vader", legt hij uit. "Dat is lastig te combineren. Wel zat ik zeker even vaak beneden in het atelier als boven in het huisje. Ik vond de sfeer heel prettig in het huisje, maar dat Mondriaan het atelier heeft gebruikt, is eigenlijk nu niet meer voor te stellen."

Gelijkmatig licht

Buurman Outjers is daarentegen bijna lyrisch over het atelier waar hij al bijna twee jaar woont en werkt. "Ik weet dat het niet anders kan, maar eigenlijk wil ik hier niet weg", zegt hij, wijzend naar het grote glazen raam waar het noorderlicht naar binnen valt. "In mijn werk zijn de structuren die ik maak belangrijk en die komen heel mooi uit in dit prachtige, gelijkmatige licht."

In tegenstelling tot het voormalige atelier van Mondriaan en La Espinette, het huisje waarin Tegene Kunbi huist, is het tijdelijke onderkomen van Outjers altijd bedoeld als atelier. Het komt uit 1902, stond in Laren en is het enige bewaard gebleven losse atelier uit die tijd. Tot zijn overlijden in 1915 heeft de schilder Ferdinand Hart Nibbrig hier gewerkt. Nibbrig brak met de schilderstraditie van Mauve, de schilder van de destijds zeer gewilde schapen op de hei en boerentaferelen. Nibbrig wil het licht vangen en schilderde in frisse, helle kleuren, vaak in een pointillistische stijl met de kenmerkende stippen. Als hij erfgooiers schildert laat hij de harde werkelijkheid zien en neemt hij afstand van de geromantiseerde boereninterieurtjes die tot dan toe in de mode waren. Outjers zegt perfect zijn ideeën in het atelier te kunnen uitvoeren. Niet zonder trots laat hij zijn laatste werk zien: een paard op een goudkleurige achtergrond. "Ik werk zeker drie maanden aan een schilderij. Dit was de eerste keer dat ik een achtergrond in deze kleur heb gemaakt en waarschijnlijk ook de laatste keer. Ik ga weer op zoek naar nieuwe mogelijkheden, want ik wil mij blijven ontwikkelen."

La Espinette

Aan de andere kant van het grasveld, waar Schapendrift en Eemnesserweg elkaar kruisen, huist Tegene Kunbi. De schilder, die is geboren en getogen in Addis Abeba, Ethiopië, kwam in 2008 naar Europa. Ook hij staat, net als Zuurmond, op het punt om te verhuizen. De bestemming is Berlijn, waar hij ook een atelier heeft. Wonen en werken in Blaricum heeft veel betekend voor de ontwikkeling van zijn werk, zegt hij beslist in het Engels. "Het contrast tussen de rust hier en de internationale drukte in Berlijn vond ik inspirerend. Hier maakte ik zomer, herfst, winter en lente mee, met elk hun eigen kleuren. Die komen terug in mijn werk. Daarbij vond ik het heel waardevol om in Nederland, met zijn lange historische traditie in de schilderkunst en mooie landschappen, te mogen schilderen."
Kunbi laat het vooral aan zijn publiek zelf over om zijn werk, schilderijtjes met kleurige vlakken en verschillende reliëfs, te interpreteren. "De titels die ik geef, zijn vaak ontleend aan de jazz. Het is muziek met een ritme waarvan ik houd en dat terugkomt in mijn schilderijen", is het enige dat hij inhoudelijk over zijn werk kwijt wil. Net als het koloniehuisje van Mondriaan is ook La petite Espinette een houten hut met pannendak, een bouwsel dat de Belgen een 'espinette' noemen. Het pandje is in 1907 gemaakt door een Blaricumse timmerman voor een perceel bij de Torenlaan. Het verhuisde in de twintiger jaren naar de Schapendrift in Blaricum.

Dooyewaard stipendium

De fietstocht die de Dooyewaard Stichting voor het Landelijke Atelierweekend heeft uitgezet, voert vanaf de drie 'kunstenaarshutten' langs Café d'Ouwe Tak naar het Fransepad 42. Hier kocht de stichting in 2003 een eigen woonhuisatelier met een prachtig hoog atelierraam op het noorden. Winnaar van het Dooyewaard stipendium Sam Hersbach, net afgestudeerd aan de HKU, woont er nu net een maand en mag hier een jaar blijven. Een levensgroot verschil met het studentenhuis in Utrecht waar hij tot voor kort woonde. "We waren daar met zo veel mensen op een gang dat je een boete kreeg als je je corvee niet deed", blikt hij terug. "Hier heb ik een ruim atelier en woonhuis voor mijzelf." Verrassend was het aanbod wel om hier te komen wonen. Hoewel zijn docent hem had genomineerd, had deze ook gemeend dat Blaricum te rustig zou zijn voor Sam. "Uiteindelijk won ik de prijs toch en kreeg ik dit atelier aangeboden." Aan de hoge witte wand hangen zijn doeken naast elkaar. "Ik vind het belangrijk om mijn werk te duiden. Over de titels denk ik dan ook goed na", zegt hij, terwijl hij de aandacht vestigt op een werk met een steen in het middelpunt. "Dit schilderij heet 'Trachten te nemen - de ontdekking van een didactische steen'. De steen geeft informatie die de figuren zich eigen willen maken. Elk op hun eigen manier; de rechter, net als op de steen, met zijn tong." Hoe het leven en werken in Blaricum uit zal pakken, weet Hersbach nog niet. "Een voordeel is wel dat ik nu zelf kan kiezen of ik de drukte en de mensen opzoek."

De Gors

Stijn Rietman, de kunstenaar in het laatste atelier op de route, woont al langer in Blaricum en vindt de rust heerlijk. "Het is natuurlijk wel een beetje een apart dorp waar iedereen achter zijn eigen heggetje zit," ironiseert hij, "maar ik kom zelf uit een dorp in Friesland dus ik ben het dorpse leven gewend."
Zijn atelier met woonhuis de Gors, vernoemd naar een klein zangvogeltje, aan de Angerechtsweg, verwierf de Dooyewaard Stichting in 2005. Het atelier was begin vorige eeuw bij de familie Speller in gebruik als winkel-woonhuis met smederij. Vanaf 1958 was de handweverij Hendrik Vermolen er gevestigd. Hoewel de Gors dus nooit als atelier is gebouwd - het typerende hoge raam op het noorden ontbreekt - vindt Rietman het er heerlijk. "Volgend jaar juni zal ik moeten vertrekken, maar als het aan mij ligt woon ik hier nog jaren. Het is niet anders, ik begrijp dat nieuwe kunstenaars ook dit duwtje in de rug moeten krijgen om zich hier te ontwikkelen. Ikzelf ben in deze periode abstracter gaan werken en heb me kunnen richten op thema's als leegte en vervreemding, die belangrijk zijn in mijn werk."

Rietman schildert portretten in opdracht en stillevens van alledaagse objecten in een gedetailleerde stijl. "Beide doe ik even graag", zegt hij. "In al mijn werk vind ik de compositie en de rol die leegte daarin speelt, erg belangrijk. Ik schilder alledaagse onderwerpen als traditionele stillevens. Dat idee komt ook terug in mijn portretten", licht hij toe, terwijl hij wijst naar het portret van een meisje. Met oortjes in kijkt zij naar een smartphone. Op zijn ezel staat het portret voor een opdrachtgever uit het noorden van het land. Op de vraag of hij al veel Gooiers heeft vereeuwigd, schudt Rietman zijn hoofd. "Nee, ik had verwacht dat ik de nouveau riche van Blaricum wel over de vloer zou krijgen, maar tot nu toe is dat niet zo."
Tussen de ateliers aan de Angerechtsweg en het Fransepad ligt aan de Gebroeders Dooijewaardweg het oorspronkelijke atelier van Willem Dooyewaard. Het atelier staat in de tuin van de in boerderijstijl gebouwde atelierwoning De 7 Linden, waar de broers Jaap en Willem Dooyewaard woonden. Jaap schilderde stillevens, interieurs en stadsgezichten. Hij leidde een stormachtig leven als bohemien en had veel kunstenaarsvrienden. Zijn zestien jaar jongere broer Willem maakte veel grote reizen en schilderde zijn indrukken in een impressionistische stijl. In 1935 kwam hij voorgoed terug naar Blaricum en trok met zijn vrouw Jacoba in bij zijn broer Jaap. Van 1993 tot 2003 heeft de Dooyewaard Stichting gebruikgemaakt van dit atelier.

Tegene Kunbi in 'La petite Espinette'.
Stijn Rietman in atelier aan Angerechtsweg.
Ronald Zuurmond in koloniehuisje van Piet Mondriaan.
Sam Hersbach (midden) in het atelier aan de Angerechtsweg.