Voorzitter van PV De Zwaluw Ronald Heesen met een postduif die klaar is voor de reis.
Voorzitter van PV De Zwaluw Ronald Heesen met een postduif die klaar is voor de reis. Foto's: Bob Awick

Duiven en duivenmelkers zien elkaar in De Duiventil

De postduivensport staat sinds eind vorig jaar officieel op de lijst van Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland. Een verdiende vermelding, want er zijn in ons land al meer dan honderd jaar duivenhouders die deze vorm van cultureel erfgoed van generatie op generatie overdragen. Duivenhouder en voorzitter van Postduivenvereniging De Zwaluw in Laren Ronald Heesen begon in 1976 met de duivensport. "Het zou mooi zijn als de aandacht voor de duivensport groeit. In het Gooi neemt het aantal duivenhouders tot mijn spijt snel af."

Laren Het is druk op vrijdagavond in De Duiventil, het onderkomen van PV De Zwaluw aan de Heideveldweg in Laren. Voor het gebouw staat een aanhangwagen waarin de duiven later hun reis naar het zuiden zullen maken. Binnen staan rieten manden vol met duiven die rustig wachten totdat ze worden geregistreerd en ingekorfd, zoals Ronald Heesen, voorzitter van de Larense postduivenvereniging, het noemt.

De duivensport kent veel specifieke termen, blijkt al snel als je met een duivenhouder in gesprek raakt. Inkorven betekent zo veel als wedstrijdklaarmaken, bij het registreren wordt de duif ingelezen in de klok. Op de tafels in het verenigingsgebouw liggen de elektronische duivenklokken van de leden van PV De Zwaluw verspreid.

Duivenhouders staan in de rij om hun duiven te laten inkorven, voordat de vogels voorzichtig in de grotere plastic manden met de duiven van collega-duivenmelkers worden gezet om de reis te kunnen maken. "Elke duivenhouder heeft zijn eigen klok", legt Heesen uit. "Als de duif weer bij zijn eigen duivenhok aankomt, krijgt de eigenaar dit door op zijn klok. Die klokken worden later uitgelezen in het computersysteem van de vereniging, zodat ook meteen duidelijk is welke duif wanneer is binnengekomen."
Hij verwacht dat alle duiven rond acht uur wel ingekorfd zullen zijn, waarna ze via Soest naar hun eindbestemming in België vertrekken.

"Vroeger ging dat anders", zegt de duivenhouder en verenigingsvoorzitter, terwijl hij even naar achteren loopt en met een metalen ringentang terugkomt. Met een soort bankschroef bevestigt hij het apparaat op de tafel en knijpt er stevig in. Een ronde opening met de diameter van een duivenpootje verschijnt. Heesen pakt een gummiringetje. "Tot eind jaren 90 deden we alles nog met de hand en kregen de duiven de rubberen ring aan hun pootje. We waren in die tijd de hele avond bezig met de duiven. Nu gaat het sneller, maar soms mis ik het gevoel van saamhorigheid van destijds."

Wedvluchten

Even later laat Heesen een lijst zien van de wedstrijd – duivenhouders spreken van een wedvlucht - die de duiven vorige week hebben gevlogen. Minutieus staat van elke duif het ringnummer, het nummer van zijn duivenhouder en de vliegtijd vermeld. "Na elke wedstrijd draaien we deze lijsten met resultaten uit", legt hij uit. "Het seizoen begint eind maart met wat wij noemen twee africhtingen, dat zijn trainingsvluchten van 40 kilometer en 90 kilometer. Vorige week hebben de duiven hun eerste wedvlucht gevlogen van 138 kilometer. Vandaag gaan ze naar Wallonië en moeten ze ongeveer 200 kilometer vliegen."

'Duiven verdwalen niet. Het gevaar zijn roofvogels die aanvallen'

Het duivenseizoen kent verschillende soorten vluchten met verschillende lengtes. "De eerste zes weken van het seizoen vliegen ze de Vitesse-vluchten", vervolgt de voorzitter van PV De Zwaluw. "Dat zijn de kortere vluchten tot 300 kilometer. Je kunt het vergelijken met de sprint in het hardlopen. Over een maand beginnen we met de Midfond-vluchten van 300 tot 500 kilometer."
Later in het seizoen vliegen de duiven de zogenoemde Dagfond-wedstrijden tot 700 kilometer en Fondvluchten tot 1200 kilometer. Heesen: "Op de Fond vliegen de duiven maar twee of drie keer per jaar, met als verste afstand vanaf Barcelona naar huis. Je kunt het vergelijken met een marathon, die loop je ook niet elke week. Na september vliegen we niet meer. Het weer wordt dan te slecht." Hoe ver de duiven ook zijn, ze verdwalen niet. "Het grote probleem zijn de roofvogels, die vallen de duiven aan. Het aantal roofvogels stijgt de laatste jaren sterk en dat maakt de sport moeilijk. Zelfs trainen bij huis wordt eigenlijk te gevaarlijk", vindt de voorzitter van de postduivenvereniging.

België

Ongeveer 17.500 Nederlanders zijn lid van een postduivenvereniging. De duivensport ontstond in het begin van de negentiende eeuw in België. Daar organiseerden 'melkers' uit de buurt van Luik, Antwerpen en Gent voor het eerst vluchten met postduiven. Belgische jongemannen die in het zuiden van Nederland onderdoken en zo de Eerste Wereldoorlog ontliepen, brachten de duivensport naar Nederland. "PV De Zwaluw bestaat dit jaar 97 jaar", vertelt voorzitter Heesen. "De vereniging is in 1921 opgericht en sinds 1953 zitten wij hier in De Duiventil." Tot twintig jaar terug was het duivenhouden volgens Heesen populair in Laren en Blaricum, nu heeft PV de Zwaluw 40 leden, van wie 28 met vliegende duiven. "Ruim veertig jaar geleden, toen ik begon met de duivensport, waren er 85 leden. Bovendien waren er ook postduivenverenigingen in Blaricum. Die zijn er niet meer. Een aantal Blaricumse duivenhouders heeft zich bij ons aangesloten."
Heesen kreeg de liefde voor duiven in zijn jeugd al vroeg te pakken, maar merkt dat de jongeren van nu het laten afweten. "Kijk maar eens rond, de meeste mensen hier zijn boven de zestig. Het is lastig om jongeren erbij te krijgen, ook omdat het een kostbare en tijdrovende hobby is. Nu doe ik het vanwege mijn gezondheid rustiger aan, maar in mijn actiefste periode had ik 250 duiven die ik allemaal heb getraind. Dat kost tijd." Lachend: "Mijn vrouw vindt het geen probleem dat we nu nog maar 70 duifjes hebben."

Mysterie

Jonge duiven kunnen vanaf vijf weken al zelf hun hok terugvinden. Hoe ze dit doen is het grote mysterie van de duivensport. Onderzoekers denken dat het magnetisch veld van de aarde, de zonnestand en geuren in de lucht de vogels naar huis helpen, maar er zijn ook theorieën dat ze gewoon hun snavel achterna vliegen. Heesen heeft het raadsel zelf nooit opgelost. "Ik weet wel dat jonge duifjes van een paar maanden oud feilloos de weg naar huis kunnen vinden. Zelf hield ik duiven voor de kortere vluchten: de Vitesse en de Midfond. Als training reed ik regelmatig dertig kilometer naar het zuiden om de duiven vanaf daar zelf terug te laten vliegen. In mijn begintijd heb ik nog gewed op mijn duiven, we noemen dat 'poulen'. Nu gebeurt dat niet meer zo veel, maar prijzen winnen kan nog wel."
Na enig aandringen vertelt Heesen dat hij er een aantal in de wacht heeft gesleept. ''Ik heb een keer de beste jonge duif en in 2012 de snelste duif van Nederland gehad."

Op reis

Het wordt rustiger in PV De Zwaluw; 17 duivenmanden met 28 duiven staan klaar voor de grote reis. "Behalve de chauffeur gaat er ook altijd een verzorger, de zogenoemde 'convoyeur', mee", zegt de voorzitter van PV De Zwaluw ter geruststelling. "Het weer ziet er goed uit, dus waarschijnlijk gaan ze morgenochtend om acht uur los. Met wind tegen vliegen ze zo'n 70 kilometer per uur en met wind mee 110 kilometer. Je kunt dus uitrekenen hoe laat ze ongeveer weer in de duiventil zijn. Reken er maar op dat elke duivenhouder morgen op tijd bij de til te vinden is. Er is geen mooier moment voor een duivenhouder dan het moment dat hij de duiven thuis ziet komen."

Duivenhouders laten voor de wedvlucht hun duiven inkorven en registreren.