Bert Majoor tussen zijn roodbonte Montbéliarde koeien, een sterk ras uit de Franse Jura.
Bert Majoor tussen zijn roodbonte Montbéliarde koeien, een sterk ras uit de Franse Jura. Foto: Bob Awick

Veehouder Bert Majoor: 'Boer zijn is geen vak. Het zit in je'

Het agrarisch bedrijf is nog springlevend in Eemnes. In de Eempolder zijn rond de dertig veehouders actief. De Eemnesser ondernemers zijn verenigd in de Agrarische Kring Ondernemers Eemnes (AKOE) die de belangen van de leden behartigt, maar ook het publiek bij hun activiteiten wil betrekken. Bijvoorbeeld met een fietstocht langs de boerderijen in april dit jaar. Deze week vertelt Bert Majoor als laatste van drie agrariërs over zijn veehouderij.

Eemnes "Die roodwitte koppen. Dat is toch prachtig", wijst melkveehouder Bert Majoor. De koeien staan een beetje loom te kauwen op het gras op deze warme zomerdag. Aan de horizon rijkt de toren van de Hervormde kerk van Eemnes tot ver in de strakblauwe lucht. "Ik ben mijn ouders nog steeds dankbaar dat zij bijna dertig jaar geleden de stap hebben gezet om van Laren naar Eemnes te verhuizen. Daardoor kreeg ik de kans dit mooie bedrijf voort te zetten."

Majoor maakt de werkelijkheid niet mooier dan deze is. Het is als boer van 85 koeien en zestig stuks jongvee hard werken. 's Ochtends begint de dag om half zeven als hij de koeien voor de eerste keer melkt, voert en de kalfjes verzorgt. Daarna is er altijd wel wat te doen op de boerderij. Grasmaaien in de zomer, hooien bij mooi droog weer en het hele jaar door het onderhoud van schuren, erf en machines.

Rond vier uur 's middags is het alweer tijd voor een tweede voederronde, gevolgd door een tweede keer melken aan het begin van de avond. "Tussen de twee melkrondes zit ongeveer twaalf uur", legt Majoor uit. Op vakantie gaat hij wel, dat moet gewoon kunnen vindt de Eemnesser boer, maar daarbuiten gaat het werk altijd door. "Ik maak werkweken van tachtig uur of meer", geeft hij aan, om er lachend aan toe te voegen: "Zondag is mijn vrije dag, dan werk ik maar zes uur. Ik vind het niet erg, want ik krijg er deze schitterende plek en een mooi boerenbedrijf voor terug", klinkt het opgewekt.

Eerste steen

Naast de achterdeur herinnert de eerste steen, gelegd door A. Majoor in 1990, aan de begintijd van de boerderij aan de Geerenweg. De ouders van de Eemnesser veehouder hadden eerder een bedrijf aan de Melkweg in Laren. Eind jaren tachtig van de vorige eeuw kregen zij het aanbod om in Eemnes opnieuw een boerenbedrijf op te bouwen. "Ik was zeventien jaar toen mijn ouders mij vroegen of ik ooit het bedrijf zou willen voortzetten", haalt Majoor herinneringen op. "Boer zijn is geen vak; het zit in je. Ik heb een broer en een zus, maar ik was de enige die er al zijn ziel en zaligheid in legde en niets liever wilde dan blijven boeren. Voor mijn ouders was het best een stap om te verhuizen. Ik ben er trots op dat ze het gedaan en eeuwig dankbaar. We hebben eerst samengewerkt in een maatschap. In 2009 heb ik de boerderij helemaal overgenomen."

Montbéliarde

De bedrijfsvoering van Majoor is niet biologisch, maar ook niet zo intensief als bij andere veehouders in het land het geval is. Bij de ingang van zijn erf staat een groot paneel met een roodbonte koe: 'Montbéliarde' staat eronder. Majoor heeft bewust gekozen voor dit Franse ras uit de Jura. "Deze koeien zijn gezonder, sterker en minder vaak ziek. Daarbij zijn ze voor mij gemakkelijker in de bedrijfsvoering, omdat ze veel ruwvoer eten en minder krachtvoer nodig hebben dan de zwartwitte Holstein koe", somt hij de voordelen op. "Ik beheer met 75 hectare grasland relatief veel grond en dus ruwvoer voor mijn koeien. Ze geven wel iets minder melk, maar aan de andere kant leven ze ook langer. Een paar jaar geleden had ik hier nog een koe staan van twintig jaar oud. Dat is een uitzondering, maar een gemiddelde van zeven tot acht jaar haal ik wel met een Montbéliarde. Een Holsteiner is met zes jaar al bijna aan haar einde."

Plas-dras

Naast de boerderij ligt een perceel waar hij kunstmatig water oppompt om het grondwaterpeil te verhogen. Het is een zogenoemde 'plas-dras' die er nu drie jaar ligt. Net als de meeste andere agrariërs in de Eempolder werkt Majoor nauw samen met Natuurmonumenten. De weidevogels doen het in dit gebied dan ook goed. Hoewel hij, anders dan Natuurmonumenten, een rendabele omzet moet halen, doet de Eemnesser veehouder veel om de weidevogels rond zijn bedrijf te ontzien. Door de vogels blijvend te observeren vindt hij de nesten, zodat hij ze kan markeren en hier niet onbedoeld overheen maait. Ook maait hij niet al zijn percelen tegelijk om de vogels zo veel mogelijk variatie te bieden. Met succes. "Het is niet meer dan boerenintuïtie", zegt hij bescheiden. "Maar ik heb het idee dat er de laatste vijf, zes jaar meer weidevogels zijn. Dit jaar heb ik negen gruttonesten gevonden, dat was er vorig jaar maar één. Ook broeden hier een aantal paar tureluurs. Het aantal kieviten lijkt dit jaar een beetje tegen te vallen", maakt hij de balans op.
Naast zijn eigen land, beheert hij voor een lagere pachtprijs een aantal hectares weiland van Natuurmonumenten. Dat beheer moet aan strenge regels voldoen die volgens Majoor niet altijd even redelijk zijn. "Voor half juni mogen we het land niet maaien, waardoor het gras heel lang wordt en er veel zuring en distel in komt te staan", is zijn bezwaar. "Het zaad van dat onkruid verspreidt zich weer over het land van de boeren, waardoor wij weer meer bestrijdingsmiddelen moeten gebruiken. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?" Het idee dat zuring en distel belangrijk zijn voor insecten wuift hij weg. Hij pakt zijn smartphone en laat een foto zien van bloemrijk grasland met klaprozen, koolzaad en andere nectarplanten. "Dit is het land van een boer die hier als hobby heel actief mee bezig is", licht Majoor toe. "Als Natuurmonumenten daarop wil inzetten, is dat beter voor de insecten en het gebied." Belangrijker nog vindt hij dat het huidige beheerbeleid ook de weidevogels niet helpt. "Die kuikens kunnen niet uit de voeten in dat lange gras", zegt hij beslist. "Natuurmonumenten heeft echt meer kuikenland nodig." Zelf ziet hij op zijn eigen kale land de vogels de zaadjes pikken uit de mest van de koeien. "Vraag me niet waarom, maar een koe vertrapt geen nest. Koe en weidevogel gaan prima samen", is de conclusie die hij uit zijn eigen praktijk trekt.

Weidemelk

Het verbaast hem overigens niet dat het gemiddeld in Nederland slecht gaat met de weidevogels. "Eind jaren tachtig kregen mijn ouders een gulden ofwel 55 eurocent voor een liter melk", rekent hij voor. "Nu produceer ik een liter voor 35 eurocent. Het is gewoon heel lastig om daarvoor natuurvriendelijk te boeren." Doordat hij zelf relatief veel grond heeft, lukt het Majoor wel om zowel rendabel te boeren als zijn land natuurlijk te beheren. Zijn melk verkoopt hij als weidemelk, wat betekent dat zijn koeien van het voorjaar tot in het najaar ten minste 120 dagen per jaar, minimaal 6 uur per dag, in de wei staan. Dagelijks gaan de dames naar buiten, hoewel de veehouder zeker weet dat ze met warm weer liever op stal willen blijven. "Boven de twintig graden krijgt een koe hittestress. Ze gaan sneller ademen en staan dichter bij elkaar om verkoeling te zoeken. In de stal lopen ze ook los, kunnen ze eten wat ze willen en is er ventilatie. Drie keer raden wat hun voorkeur heeft." Daarom laat Majoor bij hoge temperaturen de koeien liever 's avonds op het land.

Tegenover de loopstal van de koeien staan witte zogenoemde 'eenlingboxen' met daarvoor een uitloopruimte. Het lijkt net een aantal kleine iglo's op een rij. Aan het hek bij elke kalverbox hangt een groot uitgevallen zuigfles met speen. Nieuwsgierig kijken een paar kalfjes naar buiten. "De koeien kalveren zelf", verklaart Majoor. "Toevallig heb ik er gisteren een moeten helpen omdat het kalfje achterstevoren lag, maar meestal is dat niet nodig." Wel houdt de boer de drachtige koeien scherp in de gaten als ze op het punt staan om te bevallen. "Het is belangrijk dat ik de kalfjes snel bij de moeder weghaal. Ik doe dat om besmetting te voorkomen, maar ook om te weten hoeveel ze drinken", licht hij toe. "De eerste drie dagen krijgen ze biest, de eerste moedermelk. Daarna gaan ze over op speciale melk voor kalfjes. Als ze goed drinken, mogen ze na een paar weken naar het strohok naast de stal. Na twee en een halve maand kunnen ze dan in de wei."

Gezin

Voor de Eemnesser veehouder is het geen verrassing wanneer een koe kalvert. "Ik ga om het jaar naar een fokdag in Frankrijk om te bekijken welke stieren er zijn", legt hij uit. "Via een KI-organisatie laat ik het sperma van een goede stier naar Nederland komen om mijn koeien mee te insemineren. Vanaf die datum is het na negen maanden raak." Per jaar worden er op de boerderij rond de negentig kalfjes geboren. Stieren brengt hij direct weg, de jonge koeien gaan twee jaar de wei in, voordat ze voor het eerst kalveren. Een tweeling is zeldzaam; Majoor schat dat percentage tussen de twee en drie procent. "De komst van twee kalfjes is soms wel als een verrassing", zegt hij. "Het vergt wel wat van een koe, vaak ziet ze er dan wat schraler uit."

Zelf heeft hij drie kinderen, maar of zij, net als hij vroeger, vol passie het boerenbedrijf willen voortzetten weet Majoor niet. "De oudste is elf jaar. Het is nog te vroeg om daar iets over te zeggen", merkt hij op. "Als een van het wil, is het goed, maar het hoeft niet. Mijn vrouw heeft haar eigen praktijk als mondhygiëniste en daarbij de zorg voor ons gezin. Zonder haar zou ik dit bedrijf niet kunnen leiden, maar zij heeft niet gekozen voor een leven als boerin. Van mijn kinderen verwacht ik dat ook niet per se. Het belangrijkste vind ik dat ze gelukkig worden", zegt hij tot slot.

Bert Majoor in de loopstal .