Afbeelding
Bol-an

Nel Bouwman (90), parachutespringster.

Algemeen

‘Oma Nel kreeg voor haar negentigste verjaardag een parachutesprong’, kopte de Telegraaf boven de spannende luchtfoto waarop de kwieke Larense stevig zat vastgeklonken aan haar begeleider André van Skydive Hoogeveen die met een snelheid van 200 km per uur vanaf 12.500 ft naar beneden raasde. 

De hoogbejaarde durfal die woont op het Henriëtte Roland Holst hofje, het buurtje dat in het groen ligt ingeklemd tussen Jagerspad en tennisclub, maant me naar binnen in haar comfortabele sociale huurwoning waar ze alles nog zelfstandig doet. Naast de bank een uit hout gesneden Javaanse kist met daarop souvenirs. Ze is er drie keer geweest. Bij haar dochter Astrid. Haar ogen stralen. Ze houdt van avontuur. Ze laat me het tandemcertificaat zien. ‘A new skydiver is born, Nel Bouwman-Pieper’. In haar rode stippeltjes blouse, kijkt ze als vanzelfsprekend naar het behaalde resultaat. 

Op haar derde verhuisde de familie vanuit Delft naar Laren. Vader werkte als timmerman bij aannemer Van Lier aan de Eemnesserweg. Maandenlang kwam hij na een week werken in Laren met de trein op zaterdagavond thuis. Veel centen bleven er niet over. Nel kon goed leren. In de oorlog, toen de Duitsers in ‘43 haar lagere school bezetten, wisselend op de Gooische School en villa ‘het Duikelaartje’. Het hoofd van de school adviseerde ULO, maar haar acht jaar oudere zus had haar school niet kunnen afmaken, omdat ze thuis hard moest aanpakken. Moeder had open benen. ‘Mijn ouders zeiden: ‘De een slaafie en de ander mevrouw?’ Het ging niet door. Ik heb wel de 7e en 8ste klas gedaan en twee avonden in de week Mater Amabilis, waar rooms katholieke meisjes les kregen in naaien, koken, hygiëne en godsdienst. 

Vader was voorzitter van de Katholieke Arbeiders Bond en kerkmeester. Omdat haar zus trouwde, nam ze haar baantje over als hulp in de huishouding voor acht gulden per week. Nel hield van aanpakken. In vele werkhuizen. Haar man Stef leerde ze kennen na zijn terugkeer uit Indonesië. ‘Hij zat wat werkloos in het erker en toen ik erlangs fietste, merkte ik dat hij een oogje op me had. Bij het hertjes voeren op zondagmiddag stond hij opeens voor me. In 1957 zijn we getrouwd.’ Ze kregen drie zonen en een dochter. 

‘Mijn kleinkinderen dachten dat mijn verjaardagswens flauwekul was.’ ‘Dat meen je niet.’ ‘Natuurlijk wel.’ ‘Nou dan gaan we het toch doen.’ Ik had zo vaak gedroomd dat ik in de lucht zweefde. Ik weet niet wat dat was. Heerlijke dromen: hoe hoger hoe lekkerder en dan ineens, plof lag ik in mijn bed. Het zal best kunnen dat mijn wens te maken had met gymnastiek. Dat was altijd alles voor mij. W.I.K, ‘Willen is Kunnen’. De ringen. Dat vond ik het einde. Toen zweefde ik al.

De parachutesprong was heerlijk. Je hebt het idee dat je haren van je hoofd waaien.

Ik ben een geluksvogel in wat ik nog allemaal kan. Dat ik zo gezond ben. Ik heb mijn jongens. Jammer, dat mijn dochter zo ver weg woont.’ ‘Tel je zegeningen’, zegt ze. ‘En spring het vliegtuig uit’, antwoord ik. Ze lacht. ‘Ik zou het zo weer doen’.

Uit de krant